Wij zijn niet echt gebeurd

Ik ben verhuisd – Nee! Ik ben niet te bezoeken. – naar de andere kant van de brug. Ik wil het uitzicht onderzoeken. Ook al zit ik hier alleen, dat kan mij weinig schelen. Alle dagen gaan voorbij; er zijn er die ik nooit meer mag vergeten.

Als het nacht werd in de stad dan kruisten onze wegen. Wij dronken tot wij kropen en wij kropen naar beneden naar een plaats die niemand kent, die het licht niet kan weerstaan. Hoe vaak zag ik u weggaan in de morgen; ik probeerde dan te denken: “Dat is beter”, tot ik weende en dan zelf ben verdwenen.

Waar blijven alle dagen? Het landschap is verkleurd. Ik krijg het niet meer samen. Wij zijn niet echt gebeurd.

Ik zag altijd ergens hoop. Hoop is iets om af te leren. Ik heb er zo hard in geloofd. Ik heb alles weggegeven, maar niet genoeg. Ik had alles al verloot, ik had alles al geregeld toen het doek zichzelf sloot; ons speelvlak was verdwenen en het licht werd gedoofd. Ik had gelukkig goed gekeken tot vanbinnen in jouw hoofd vanaf het begin van ons verleden. Dit lijkt zo lang geleden. Ik hoef niets exact te weten. Ik kan begrijpen en vergeven, maar ik kan niet zo goed vergeten. En ik kan er niet aan doen.

Maar soms mis ik alle dagen. Mijn ogen zijn verkleurd. Ik krijg het niet meer samen. Wij zijn niet echt gebeurd.

Er zal nooit iets veranderen; iedereen komt terug en iedereen begint opnieuw aan zijn kant van de brug. Maar we staan al snel weer halverwege hard te roepen wat wij voelen. Dat wordt altijd fout begrepen; wij roepen nooit wat wij bedoelen. Dus dan toch nog maar wat dichter, wat concreter, goed omlijnd, je benoemt het heel voorzichtig – en het verdwijnt. Wij leren nooit iets bij. Wij leren nooit iets bij.

Waar blijven alle dagen? Het landschap is verkleurd. Ik krijg het niet meer samen. Wij zijn niet echt gebeurd. Ik mis gewoon alle dagen. Mijn ogen zijn verkleurd. Ik krijg het niet meer samen. Wij zijn niet echt gebeurd.